Algemeen is toch wel het zoeken naar jezelf onder mensen een van de dingen die we daarbij nodig denken te hebben: het verleden. Je weet immers pas wie je bent als je goed weet waar je vandaan komt. Nu is het een bepaalde trek of gewoonte om daar wat apart mee om te gaan, het verleden. Op een manier dat het een nood wordt om het verleden kwijt te raken en daarom de momenten en herinnering krampachtig vast te houden en opnieuw proberen te beleven om dan daarin jezelf te vinden of eigenlijk her te beleven. En dan daarbij het gevoel van vinden steeds weer te ervaren.
Als dat het dan ook echt is, jezelf, die gevonden wordt in die momenten en herinneringen van het verleden. Want eigenlijk vind je alles behalve jezelf, wel wie je was. Maar het huidige wordt daardoor ingenomen of overschreven naar een oneindige zoektocht die bestaat uit een herbeleving van het verleden. Er is dan eigenlijk alleen nog maar verleden tijd.
De fixatie op het verleden zorgt voor een constante stimulans om door te gaan in het heden gevoed door herinneringen. Terwijl je lichaam, je hersenen, je dromen er juist op lijken gericht te zijn om te verteren en verschateren. Een droom die iets wat verschiet en anders is om wat los te weken van ingeprente herinneringen, zodat je weer spontane momenten krijgt. Waar je het meeste leert wat nieuw is. En misschien is dat wel jezelf zijn; vernieuwend kunnen blijven. Iets zonder mening of geloof kunnen bekijken.
